Beroemde bewoners van nationale museum Château de Prangins


(English) Affiche de l'exposition 'Galeries des portraits'', Foto/Photo: Musée national suisse Château de Prangins

François Marie Arouet, beter bekend als Voltaire (1694-1778), Jacques Necker (1732-1804), Charles-Jules Guiguer (1780-1840), William Beckford (1760-1844), Joseph Bonaparte (1768-1844), Katharine McCormick (1875-1967) en Bernie Cornfeld (1927-1995) behoren tot de bekende figuren die in Château de Prangins (kanton Vaud), een van de drie nationale musea van het land, hebben gewoond.

Andere bewoners van het kasteel waren de leden van de Moravische Broeders, een van de oudste protestantse organisaties, opgericht in 1457, lang voor Maarten Luther in 1517! Zij woonden tussen 1873 en 1920 in het kasteel. Ze waren een christelijke gemeenschap die oorspronkelijk uit Bohemen en Moravië (het huidige Tsjechië) kwam. Vanaf 1739 vestigden ze zich in Duitstalig Zwitserland om te ontsnappen aan de katholieke Habsburgse overheersing. In 1873 verhuisden ze naar Château de Prangins, waar ze tot 1920 bleven wonen. Hun geschiedenis is een van de fascinerende verhalen van de expositie.

In de grote hal op de eerste verdieping verschijnen deze voormalige bewoners opnieuw om bezoekers te verrassen en anekdotes te vertellen. Historisch gezien verbindt de galerij van een statig huis verschillende vleugels met elkaar en fungeert het als een overgang tussen verschillende ruimtes.

De tentoonstelling ‘Galérie des portraits’. Copyright: ©Musée national suisse

De galerij was vaak groot en werd een plek om de benen te strekken of rond te lopen als het slecht weer was. Omdat het een ruimte was waar iedereen doorheen moest, werd het vaak gebruikt om familieportretten op te hangen zodat iedereen ze kon bekijken. Deze voormalige functies worden gerespecteerd, maar op een hedendaagse manier gepresenteerd.

Deze permanente tentoonstelling (Galerie des portraits), die de bovengenoemde personen uit het verleden samenbrengt, heeft ook tot doel de ziel van het kasteel weer tot leven te brengen, gevormd door al diegenen die er leefden, schreven, droomden, weenden, studeerden of lief- of verdriet hadden.

In een interactieve presentatie leren bezoekers de levens en verhalen van deze persoonlijkheden in hun historische context kennen.

De tentoonstelling ‘Galérie des portraits’. Copyright: ©Musée national suisse

Keramiek uit Schaffhausen


Werbeteller "Ziegler'sche Thonwarenfabrik Schaffhausen", Steingut mit Schablonendekor, um 1900, Foto: Jürg Fausch

195 jaar geleden, in 1828, begon in Schaffhausen de (internationale) triomf van het keramiekbedrijf Ziegler. Decennialang waren huishoudens in Zwitserland en ver daarbuiten niet denkbaar zonder de hoogwaardige keramiek van deze aardewerkfabriek.

De tentoonstelling is gewijd aan de bedrijfs- en productgeschiedenis van de Ziegler aardewerkfabriek. Met een representatieve selectie van keramiek uit de eigen collectie en bruiklenen uit openbare en particuliere collecties, traceert de tentoonstelling het succesverhaal van Ziegler keramiek en vertelt een hoofdstuk uit de Zwitserse industriële geschiedenis. Filmdocumenten, foto’s en interviews met hedendaagse getuigen vullen de tentoonstelling aan.

Schaffhausen, Ziegler-Huis La Collina. De laatste eigenaar en directeur van de fabriek Werner Ziegler was van in Tessin vlakbij Locarno

Het verhaal

De geschiedenis van de keramiekproductie begon in 1828, toen Jakob Ziegler (1775-1863), een industrieel uit Winterthur, de steenfabriek van de stad aan de westkant van de wijk Mühlenen huurde.

De Fabriek bij Flurlingen

De Fabriek in Schaffhausen met de brug naar Flurlingen. Emanuel Labhardt (1810-1874) “Tonwarenfabrik Ziegler Pellis”, Aquarel, 1861, Depositum der Schweizerischen Eidgenossenschaft, Bundesamt für Kultur, Gottfried Keller-Stiftung, Bern

Maar de zakenman, industrieel, onderzoeker en pionier beperkte zich niet tot de productie van richtartikelen. Al snel introduceerde hij een breed scala aan keramische artikelen: Chemische vaten, bouwkeramiek, sanitair keramiek evenals kookgerei en gebruiksvoorwerpen. Zijn imitaties van het zwarte Engelse Wedgwood aardewerk (ook wel “black basalt ware” of “black earthenware” genoemd) zijn bijzonder indrukwekkend en waren beroemd tot in het Verenigd Koninkrijk.

Vormen en kleuren

Naast de verschillende aspecten van de geschiedenis van het bedrijf staat de keramiek centraal in de tentoonstelling. Het tentoongestelde aardewerk is een waardevolle getuige van artistieke en modieuze veranderingen. Ze weerspiegelen ook de tijdgeest en getuigen van de sociale, economische en esthetische tendensen van hun tijd.

In de tentoonstelling bieden verschillende thematische onderdelen een diepgaand inzicht in de ontwikkeling van de meest uiteenlopende keramische producten van de begintijd tot de jaren 1970 en tonen de veranderingen in het spectrum van motieven, vormen en kleuren.

Een uiterst zeldzame catalogus uit de periode tussen 1915 en 1926 documenteert op indrukwekkende wijze hoe groot het aanbod aan vormen en decoraties van vazen, schalen, wandborden en cachepots toen was.

De tentoonstelling is ook gewijd aan de ontwikkeling van innovatieve producten en aan fabricagetechnieken en arbeidsprocessen. Om haar producten te promoten nam de Ziegler aardewerkfabriek deel aan nationale en internationale beurzen en verkoopbeurzen, waar zij ook verschillende prijzen won.

Londen, 1851. De eerste wereldtentoonstelling in deze stad: “The general arrangement of the architectural ornament is in the best taste of the later Gothic style”.  

Wenen, 1873

Samenwerking met kunstenaars

De Ziegler aardewerkfabriek had al vroeg eigen fabrieksontwerpers in dienst, maar cultiveerde ook een uitwisseling met kunstenaars. De artistieke samenwerking met de beeldhouwer Johann Jakob Oechslin (1802-1873), die in 1838 begon en meer dan 25 jaar duurde, en het tijdperk van de “Kunstafdeling” onder Gustav Spörri (1902-1976) tussen 1949 en 1964 staan hierbij centraal.

Johann Jakob Oechslin, Medaillon met Portretbuste van Ziegler, 1846, Museum zu Allerheiligen, Foto: Jürg Fausch

Fries van het natuurhistorisch museum

Oechslin creëerde werken in terracotta. Hij ontwierp medaillons, portretbustes en beelden van beroemde persoonlijkheden. Ook de oprichter van de fabriek, Jakob Ziegler, liet zich door hem in klei vereeuwigen. Zijn belangrijkste terracottawerk maakte Oechslin waarschijnlijk in 1846 met de figuurfries voor het natuurhistorisch museum aan de Augustinergasse in Bazel.

Spörri-Keramiek in het Ziegler-Haus

Spörri-Keramiek in het Ziegler-Haus


Gustav Spörri (1902-1976), vaas, 1959, Museum zu Allerheiligen, Foto: Ruedi Habegger

In 1949 nam de bedrijfsleiding de keramist Gustav Spörri in dienst als hoofd van een nieuwe kunstafdeling. Hij ontwierp vormen en decoraties die naar zijn modellen werden gereproduceerd, maar ook talloze individuele en boetiekstukken die tegenwoordig nog gretig aftrek vinden en begeerde verzamelobjecten zijn. Spörri was een van de belangrijkste Zwitserse keramisten van de tweede helft van de 20e eeuw.

Hoewel de productie in 1973 werd stopgezet, zijn de fabriek en haar aardewerk nog alom aanwezig. Dit blijkt ook uit verschillende interviews met hedendaagse getuigen die hun herinneringen doorgeven. Audiovisuele media en historische foto’s documenteren verder het dagelijks leven in de fabriek.

Schilderatelier van de keramiekfabriek Ziegler, ca. 1928, Stadsarchief Schaffhausen

Koffieservice, 1870-1910, Museum zu Allerheiligen, Foto: Jürg Fausch


Vaas met motief uit Delft. 1919-1928, Museum zu Allerheiligen, Foto Jürg Fausch

Produktiecatalogus “Zielger’sche Thonwarenfabrik A.G. Schaffhausen”, Drukwerk, aquarellen, tussen 1915 en 1926, Museum zu Allerheiligen, Foto: Jürg Fausch

Ziegler-Keramiek. Private collectie

Hans Conrad Hitz (1798-1866), Jakob Ziegler-Pellis, 1837. Museum zu Allerheiligen Schaffhausen, Depositum van de Sturzenegger-Stiftung

Nederlandse portretten uit de Gouden Eeuw


Jacob Backer, Jongen met bijl. Kunst Museum Winterthur, Reinhart am Stadtgarten.

De Nederlandse kunsttheoreticus en schilder Samuel van Hoogstraten (1627-1687) beschreef het menselijk gezicht in zijn boek  ‘Inleyding tot de Hooge Schoole der Schilderkonst’ (1678) als een “spiegel van de geest”.

Ook in de schilderkunst spelen gezichten een belangrijke rol. Zo weerspiegelen de gezichten die in de 17e eeuw in de Nederlanden in individuele portretten werden geschilderd op indrukwekkende wijze vele facetten van de menselijke fysionomie.

Net zoals ze de realiteit van het leven van een afgebeelde persoonlijkheid individueel proberen weer te geven, kunnen ze in combinatie de geschiedenis van een samenleving weergeven.

Het menselijk gelaat werd een thema in de Nederlandse barokschilderkunst, los van de representatieve taak van de portretkunst. Als kenmerkende karakterkoppen met uitgesproken gelaatstrekken werd een nieuw type figuurschildering gevestigd: de tronie, wat hoofd, gezicht of mien betekende.

Oude en jonge mensen in gewone kleren of extravagante kostuums tot aan de zelfrepresentatie van een kunstenaar waren de favoriete onderwerpen, zonder dat de geportretteerden vastzaten aan een bepaalde rol en identiteit.

Tronies dienden kunstenaars als studiehoofden, maar werden ook gemaakt als zelfstandige picturale creaties voor de kunstmarkt. In tegenstelling tot de statusportretten, die als opdrachtwerken de status en rang van de modellen ensceneerden, tonen tronies het spectrum van de menselijke expressie.

Hun nabijheid tot de werkelijkheid en directheid hebben een bijna tijdloze geldigheid, waardoor de deugdzaam geschilderde gezichten ook nu nog aansprekend en actueel zijn.

In de tentoonstelling (Geschichten in Geschichtern. Porträt und Tronie in der niederländischen Kunst)) wordt voor het eerst het onlangs verworven portret van Jacob Backer (1608-1651) van een jongen met een bijl (1645) getoond.

Daaromheen zijn schilderijen gegroepeerd van kunstenaars als Ferdinand Bol, Samuel van Hoogstraten en Jan Lievens, die in complexe samenhang worden gepresenteerd met een uitgelezen selectie historische, genre- en zelfportretten van Rembrandt.