De ware Europese Unie van 26 kantons
11 december 2024
De Kelten en Romeinen
Keltische en Rhaetische stammen bevolkten het grondgebied van het huidige Zwitserland eeuwen voor Christus. Ze stonden in nauw (handels) contact met Germaanse stammen, de Middellandse zeeregio en noordelijke landen.
Met de komst van de Romeinen in de eerste eeuw voor Christus begon ook de systematische aanleg van wegen en het vervoer over bergpassen, rivieren en meren.
De vier eeuwen durende Romeinse overheersing leidde tot ‘romanisering’ van de Keltische en Rhaetische bevolking. Er ontwikkelde zich een Gallo-Romeinse cultuur en taal, een soort vulgair Latijn (Latijn met Keltische en Rhaetische invloeden). Alleen de bovenlaag was volledig geromaniseerd, inclusief de taal.
Het gebied werd een belangrijk Europees handels- en verkeersknooppunt. Diverse Alpenpassen waren in de Romeinse tijd al in gebruik. De Gotthardpas werd pas rond 1230 toegankelijk, maar is nog steeds een belangrijke schakel in het Europese handels- en personenverkeer.
De Middeleeuwen
Het gebied van het huidige Zwitserland telde in het jaar 500 circa 200 000 inwoners, in het jaar 1000 waren het er naar schatting 500 000. De Middeleeuwen in de periode 500-1000 waren ook in Zwitserland jaren van grote veranderingen en zeker niet ‘donker’. Zwitserland als land bestond nog niet, het begrip evenmin.
Na het vertrek van de Romeinen emigreerden Duitstalige stammen, Alemannen. Zij en de Walser (13-14e eeuwen) verdrongen de Gallo-Romeinse taal en cultuur, behalve in het gebied van het huidige kanton Graubünden. Daar handhaafde het Reto-Romaans zich tot in de negentiende eeuw (afgezien van enkele enclaves van Walser), waarna het Duits deze taal verdrong op vijf regio’s en idiomen na.
In het westen van het land werd Frans de belangrijkste taal. Italiaans was en is de taal van de in de vijftiende en zestiende eeuw veroverde gebieden. De Franse, Italiaanse en Duitse taalgebieden van het huidige Zwitserland lagen al rond het jaar 1 000 grotendeels vast.
In de eeuwen na 1000, de opkomst van steden, hun machtige burgerij, de (feitelijke) onafhankelijkheid van landelijke gemeenschappen in Centraal Zwitserland en de eerste bondgenootschappen tussen Orte of kantons vanaf veertiende eeuw, neemt de geschiedenis van het land haar loop.
De betekenis van de Jura, de drie meren regio, de Alpen, de rivieren en de bergpassen voor het goederen – en personenverkeer was in deze periode al eminent. Abdijen, bisdommen (Genève, Lausanne, Sion, Chur, Bazel en Konstanz (thans Duitsland) speelden in de eeuwen na het vertrek van de Romeinen in de vijfde eeuw een prominente politieke (en militaire) rol.
Pas na 1 000 traden adellijke dynastieën, onder andere die van Kyburg, Habsburg, Savoie, Zähringen en Zwaben en andere lokale machthebbers in het Heilige Roomse Rijk op de voorgrond, na de periodes van Merovingers, Karolingers en Bourgondische koningen.
Pausen, bisdommen, abdijen, Bourgondische hertogen, Duitse koningen en (Habsburgse) keizers van het Heilige Roomse Rijk waren hun voornaamste wereldlijke tegen- of medestanders tot de feitelijke zelfstandigheid in 1499 (Vrede van Bazel) en de volkenrechtelijke soevereiniteit in 1648 (Vrede van Westfalen).
De Confederatie
Het land heeft vervolgens in een lang proces vanaf de veertiende eeuw een unieke decentrale en democratische structuur ontwikkeld. Niet als een vanzelfsprekendheid, maar in een lang conflict om macht tussen stedelijke en landelijke elites in en tussen kantons.
Habsburg had na 1499 geen feitelijke en juridische macht meer, afgezien van enkele gebieden (Engadin (17e eeuw), Fricktal (1803), Tarasp (1803) en Rhäzuns (1819) en via de benoemingen van abten, bisschoppen en bevriende/verwante lokale heersers.
De Franse bezetting in de jaren 1798-1813 zette hervormingen in gang die niet meer waren terug te draaien en uiteindelijk hebben geleid tot de huidige federatie van 26 kantons en vier talen.
Conclusie
De veranderingen gaan in Zwitserland op federaal niveau wellicht niet altijd even snel, maar de kracht van het land ligt op decentraal en lokaal niveau, in de subsidiariteit, industriële en innovatieve centra in de meest afgelegen dorpen en gebieden, eeuwenoude exportnetwerken, uitstekend (beroeps) onderwijs, ’s werelds beste universiteiten en onderzoeksinstellingen, adequaat openbaar vervoer, een goed zorgstelsel, betrokkenheid, militieysteem en directe invloed van burgers op gemeentelijk, kantonaal en nationaal niveau. De burgers zijn uiteindelijk de soeverein.
Het is een bottom-up maatschappij. In deze context verlopen het verblijf van 2 miljoen inwoners zonder Zwitserse pas, de opvang van een relatief groot aantal asielzoekers en het dagelijkse woon-werkverkeer van bijna 400 000 (!!!) grensgangers uit Duitsland, Frankrijk, Italie en Oostenrijk (relatief) goed. Zwitserland is de ware Europese Unie van 26 soevereine kantons en vier talen.