Het uitgangspunt voor de tentoonstelling (Alles zerfällt. Schweizer Kunst von Böcklin bis Vallotton) is Sigmund Freud’s essay uit 1917 over de drie inbreuken op het menselijk narcisme. Volgens Freud hebben drie wetenschappelijke ontdekkingen het inzicht van de mensheid in zichzelf fundamenteel aan het wankelen gebracht: de Copernicaanse kosmologie, Charles Darwin’s evolutietheorie en Freuds eigen theorie van het onbewuste. Wat Freud in zijn essay beschrijft is de ontdekking dat de mens niet het centrum van het universum is en noch over de natuur noch over zichzelf regeert.

De tentoonstelling heeft als thema de sfeer van onzekerheid, de ontgoocheling over de beheersbaarheid van maar ook de vlucht uit de wereld en het verlangen naar het wonderbaarlijke. De tentoonstelling toont Zwitserse kunst uit deze periode in de  19e en het begin van de 20e eeuw, waaronder werken van Ferdinand Hodler, Arnold Böcklin, Paul Klee, Félix Vallotton, Cuno Amiet en Alexandre Calame en werken van minder bekende kunstenaars zoals Annie Stebler-Hopf of Clara von Rappard. De tentoonstelling is thematisch van opzet en werpt licht op de menselijke onzekerheid ten opzichte van de grote wetenschappelijke ontdekkingen in deze tijd.