De zoektocht naar precisie in de tijdmeting is al sinds de 17e eeuw een drijvende kracht achter de innovaties in de horloge-industrie.
De slinger, de evenwichtsveer en vervolgens de kwarts maken het mogelijk de precisie van de klokken te verveelvoudigen.
Vanaf de Tweede Wereldoorlog ging de precieze meting van de tijd over van de handen van horlogemakers en astronomen naar die van natuurkundigen.
Vanaf 1967 wordt de meting door een microscopisch verschijnsel bepaald: de oscillatie van cesiumatomen. Eén femtoseconde – 0000 0000 0000 0001 seconden is meetbaar.
Deze voor gewone mensen onmerkbare precisie is essentieel voor de organisatie van de huidige menselijke samenleving: geolocalisatie, navigatie, transport, telecommunicatie, mogelijk dankzij de extreme precisie van de klokken die hen besturen.